Structure of the Proposed Research
The programme comprises two PhD projects and a part-time post-doc:
- PhD project 1: Feedback and the acquisition of syntax in oral proficiency in high-educated L2 learners
- PhD project 2: Feedback and the acquisition of syntax in oral proficiency in low-educated L2 learners
- Post-doc project: Feedback and the acquisition of syntax in oral proficiency in high-educated and low-educated L2 learners
Composition of the Research Team:
- Bart Penning de Vries (PhD)
- Steve Bodnar (PhD)
- Joost van Doremalen (speech technology)
- Helmer Strik (speech technology, CALL)
- Catia Cucchiarini (second language acquisition, speech technology)
- Ineke van de Craats (second language acquisition)
- Roeland van Hout, (second language acquisition), promotor
Duration: 4 years.
Samenvatting (Summary for non-specialists, in Dutch)
De rol van correctieve feedback (CF) bij het leren van een tweede taal is al jaren een punt van discussie. Een populair standpunt is dat het leren van een tweede taal ge-stuurd wordt door positieve evidentie en begrijpelijke input en dat CF daarom niet nodig is. Uit onderzoek blijkt echter dat alleen positieve evidentie en begrijpelijke input niet voldoende zijn om een optimale beheersing van een tweede taal te bereiken, en dat dit in het bijzonder geldt voor volwassenen en laagopgeleide leerders.
Hoewel er dus indicaties zijn dat alleen positieve evidentie niet voldoende is, is nog niet overtuigend aangetoond dat CF echt effectief is in tweede-taalverwerving. Dit heeft te maken met het feit dat veel van de studies naar de impact van CF descriptief van aard waren en niet gericht op de vraag of CF het leren ondersteunt. Verder bleek de CF van docenten en gesprekspartners vaak inconsistent, ambigu en onsystematisch te zijn. Dat was vooral bij het aanleren van spreekvaardigheid, wat zou kunnen verklaren waarom CF minder lijkt te helpen bij on-line vaardigheden zoals spreken. Ook is het niet duidelijk welke vormen van CF het beste werken. Sommige vormen van CF zoals (impli-ciete) recasts, het herhalen van de leerder’s uiting zonder fouten, lijken heel geschikt omdat ze de communicatie niet onderbreken en toch een signaal kunnen geven aan de leerder, maar omdat ze impliciet zijn, worden ze niet altijd als correcties ervaren. Vooral voor laagopgeleide leerders zouden recasts moeilijk te duiden zijn. Andere, meer expli-ciete vormen van CF zoals prompts, het signaleren van de fouten en/of het vragen de uiting te herhalen zonder de correcte vorm te geven, lijken heel gunstig omdat ze de leerder stimuleren zelf de correcte vorm te produceren, maar volgens sommige auteurs zijn ze juist niet effectief omdat ze slechts bijdragen aan taalkennis en niet aan taalvaar-digheid.
In de recentere onderzoeksliteratuur wordt beargumenteerd dat CF maximaal ef-fectief is wanneer deze systematisch, consistent, intensief en duidelijk is, en wanneer de mogelijkheid geboden wordt voor zelfcorrectie. Dergelijke leercondities kunnen echter moeilijk gerealiseerd worden in de klas, zeker voor wat betreft spreekvaardigheid, door gebrek aan tijd, maar ook door het gegeven dat één enkele leerkracht een groep van leerlingen moet bedienen.
Het gebrek aan overtuigend bewijs voor de effectiviteit van CF lijkt daarmee terug te voeren op niet-optimale leercondities. Huidige computersystemen die gebruik maken van automatische spraakherkenning maken het echter mogelijk om de optimale condities te benaderen voor het testen van de rol van CF. In een recent experiment hebben we succesvol gebruik gemaakt van een dergelijk computersysteem om CF te geven voor het verbeteren van persistente fouten in de uitspraak van een tweede taal. Het ligt voor de hand om te onderzoeken of dit ook het geval is voor andere componenten van het taal-systeem zoals de syntaxis.
Het doel van het onderhavige programma is na te gaan of CF bijdraagt tot de ontwikkeling van spreekvaardigheid wanneer het gegeven wordt onder omstandigheden die bijna optimaal zijn. Deze centrale vraag is gearticuleerd in drie subvragen die in drie aparte projecten onderzocht worden. Het eerste en tweede project zullen nagaan welke vormen van CF tot onmiddellijke uptake en tot verwerving leiden in respectievelijk hoog- en laagopgeleide NT2-leerders. Het derde project zal de resultaten van de eerste twee projecten combineren om te onderzoeken of en op welke wijze het effect van CF verschilt voor hoog- en laagopgeleiden.
In het onderzoeksprogramma zullen twee promovendi in samenwerking met een postdoc oefeningen ontwikkelen voor het trainen van het correct plaatsen van de per-soonsvorm op de tweede plaats in het Nederlands, een notoir en hardnekkig probleem voor volwassen leerders van het Nederlands als tweede taal. De oefeningen moeten zo-danig zijn dat de gesproken responsies die ze uitlokken automatisch beoordeeld kunnen worden. Vervolgens zullen de onderzoekers voor elke oefening drie vormen van CF ont-wikkelen die automatisch door het systeem zullen worden aangeboden: 1) impliciete re-casts, waarbij de uiting van de leerder zonder fouten wordt herhaald, 2) expliciete re-casts, waarbij de uiting van de leerder zonder fouten wordt herhaald en waarbij wordt aangegeven waar de fout(en) zich bevind(t)(en) en 3) metalinguistic clues, waarbij de fouten worden gesignaleerd zonder aan te geven wat de correcte vorm is. De oefeningen en feedbackvormen zullen gebruikt worden in drie experimenten in elk van de twee PhD-projecten. De eerste twee experimenten in de twee PhD-projecten zullen kijken naar on-middellijke uptake, terwijl het derde experiment het effect van CF op verwerving zal on-derzoeken. In het eerste experiment zullen de feedbackvormen random worden aange-boden aan de leerders om te bepalen welke vorm het beste werkt. Voor het tweede ex-periment zal het systeem adaptief worden gemaakt zodat de vorm van CF die het beste werkt voor een bepaalde leerder stapsgewijs het vaakst wordt aangeboden. Het systeem past zich dus daarmee aan aan de leerder en we willen weten of dit tot een verbetering van de uptake leidt. In het derde experiment zal het (naar verwachting het adaptieve) systeem worden gebruikt om CF te geven over een langere periode om uiteindelijk te kunnen bepalen of CF die onder bijna optimale omstandigheden wordt gegeven tot echte verwerving leidt. Daartoe zullen curriculumonafhankelijke post-tests worden afgenomen.
Anders dan de meeste studies naar CF zal dit programma zich ook richten op laagopgeleide NT2-leerders omdat er behoefte is aan onderzoek naar manieren om deze leerders beter en gerichter te ondersteunen in het leerproces. Verder zal het gebruik van een digitaal leersysteem het mogelijk maken om voor de eerste keer CF onder (bijna) optimale omstandigheden te bestuderen. Bijkomend voordeel is dat deze omstandighe-den niet alleen in een onderzoekssituatie gerealiseerd kunnen worden, maar in feite ook in het onderwijs toegepast kunnen worden, met andere woorden, ze zijn ecologisch vali-de.
Als CF effectief blijkt te zijn onder dergelijke optimale condities, zal dit invloed hebben op theorieën over tweede-taalverwerving en op de manier waarop taalcursussen georganiseerd dienen te worden. Een effectiever onderwijs van het Nederlands als twee-de taal is al jaren een belangrijk thema in de politiek, ook omdat het leren van het Ne-derlands gezien wordt als de sleutel tot succesvolle inburgering en integratie (Emmelot et al., 2001). Positieve resultaten van het onderhavige programma zouden leiden tot een efficiëntere inzet van geld en middelen in het NT2-spreekvaardigheidsonderwijs, vooral ook bij laagopgeleide volwassenen. De normale lessen zouden dan aangevuld kunnen worden met een computersysteem dat optimale feedback geeft en waarmee cursisten op hun gemak en in hun eigen tempo zo lang kunnen oefenen als ze willen.